paint splash
paintKlederdrachtenpaint splashpaint splashpainting

Klederdrachten

Voor de bevolking op het platteland was de klederdracht een belangrijke manier om zich te onderscheiden van bewoners van andere streken of dorpen. Het gaf mensen een gevoel van saamhorigheid en markeerde afwisseling met zon- en feestdagen, met doop, huwelijk en rouw.

Voor de bevolking op het platteland was de klederdracht een belangrijke manier om zich te onderscheiden van bewoners van andere streken of dorpen. Het gaf mensen een gevoel van saamhorigheid en markeerde afwisseling met zon- en feestdagen, met doop, huwelijk en rouw.

De daagse dracht

Tijdens het werk droeg de boerin een zwarte rok met een zwart lijfje en een knoopdoekje om de hals. Op haar hoofd zette ze een zwart mutsje of een wit gehaakt mutsje met stroken. Over de rok kwam een blauw katoenen schort met geruit bovenstukje. De boer werkte in een blauwe kiel, een donkere manchesterbroek en had altijd een pet op. Boer en boerin droegen witte klompen.

Wanneer het zware werk klaar was, trok de boerin haar opknappersgoed aan (de oude zondagse kleren waren de nette kleding voor in de week). Over het zwarte mutsje kwam de witte plooimuts. De boer droeg als opknappersgoed een driedelig pak: een zwarte jas, een zwart vest en een klepbroek. Verder een gestreept hemd en een platte pet.

Sieraden

Al waren de meeste mensen niet rijk, toch droegen ze sieraden omdat die bij de klederdracht hoorden. Meisjes kregen gouden sieraden als ze op hun 18de jaar belijdenis in de kerk deden. De mannen hadden bijna allemaal een gouden of zilveren zakhorloge aan een ketting.

De (feestelijke) zondagse dracht

De zondagse vrouwendracht is een feest om naar te kijken. De boerin droeg over het zwarte mutsje een witte knipmuts. Aan de muts hingen gouden mutsenbellen met bloedkoraal. Om haar hals de bloedkoralen ketting met gouden slot en een bijpassende speld op de witte kanten kraag. Het jak en de rok waren zwart, versierd met zijde en kant, met een zwart zijden schort. Aan de ceintuur hing haar kralentas met zilveren beugel. Het door een kleermaker gemaakte zondagse pak van de boer bestond uit een zwarte jas met slippen, een zwart vest, een streephemd met twee gouden knopen, een zwarte klepbroek en een zijden pet. In zijn vestzakje hing een zakhorloge.

De rouwdracht

Bij een sterfgeval in de familie droegen de mensen alleen zwarte en grijze kleding. De plooimuts werd vervangen door een effen witte muts. De boerin droeg dan een ketting met zwarte gitten en zilveren slot, zilveren speld en mutsenbellen.