Hoe is het Vechtdal ontstaan, zoals het vandaag de dag is? Een verhaal dat terug gaat naar 370.000 jaar geleden: van ijsvlaktes tot een subtropisch gebied en de eerste mensen in het Vechtdal. Een wondermooi proces waar veel vondsten tot 130.000(!) jaar geleden zijn gedaan.
Tijdlijn van het Vechtdal
Het Saalien | 370.000 - 130.000 jaar geleden
Het gebied waarin Dalfsen nu ligt, was in de voorlaatste ijstijd onderdeel van het Oerstroomdal. Dat Oerstroomdal was zo’n 10 à 15 kilometer breed. Veel groter dan het huidige Vechtdal. De bedding lag ongeveer 50 meter lager dan nu. De aangrenzende Lemelerberg en het Drents Plateau lagen een stuk hoger.
Het Eemien | 130.000 - 115.000 jaar geleden
Na de ijstijd werd het warmer en kwamen er veel subtropische planten en dieren voor. Dit gebeurde in het zogenaamde interglaciaal. Op verschillende plekken zijn resten van de subtropische planten en dieren teruggevonden.
Het Weichselien | 115.000 - 10.000 jaar geleden
Het met stenen bedekte Vechtdal werd door de rivier overspoeld met zand, leem en grind. Dit werd ondergestoven met dikke pakketten dekzand waarmee het huidige esdeklandschap is ontstaan. Door verstuivingen ontstonden langs de rivier rivierduinen, die natuurlijke dijken vormden. De rivier kronkelde daar tussendoor en kon zich in de bochten diep invreten in het losse dek- en stuifzand. Op die manier ontstonden in de binnenbochten uitgestrekte weidegrond die later door boeren werden gebruikt als weidegrond: koelanden genaamd.
Het Holoceen | 10.000 jaar tot heden
Tijdens het Holoceen werd het klimaat warmer en vochtiger. Zowel de zeespiegel als de grondwaterstand stegen waarmee tussen de zee en hogere gronden veen werd gevormd. Deze veengronden lagen ten noorden van Dalfsen waar Ruitenveen en Den Hulst lagen.
De eerste mensen
Na het verdwijnen van het landijs bleef de bodem lange tijd bevroren, in de zomer ontdooide het bovenlaag en ontstond er in een drassige vlakte met mos, gras en struiken: een toendra. Ideaal voor de rendierkudden uit de zuidelijke streken. Vanaf ca. 15.000 v.Chr. kwamen nomadenstammen jagen en vissen. Zij woonden in hoge ronde tenten van rendierhuiden op de hoger gelegen rivierduinen naast de Vecht. Van het bot en gewei van de rendieren maakten zij harpoenen en van vuursteen allerlei werktuigen en gereedschappen. Deze sporen zijn overal langs de Vecht terug te vinden.
Van toendra naar bos
Na 8.800 v.Chr. veranderde de toendra in bos, waar elanden, edelherten, reeën en zwijnen leefden. Jagers kwamen in de zomer naar deze streken en leefden van dit wild, vis, vogels, bessen, wortels, noten en vruchten. Ook hun gereedschappen en werktuigen werden overal langs de Vecht gevonden.
Middeleeuwen
Tijdens de middeleeuwen tot in de 20e eeuw werd het veen afgegraven wat diende als brandstof voor de bewoners. Het veen werkte deels als spons voor opvang van vele regenwater uit Duitsland. Toen deze sponswerking van het veen verdween zocht het water zijn weg en kreeg de Vecht meer ruimte om te meanderen en ontstonden er vele kronkelige bochten.
Kanalisatie van de Vecht
In 1908 werden de kronkelige bochten afgesneden en de huidige rivierloop en -bedijking ontstond. De totale lengte van de rivier in het Nederlandse deel liep daardoor terug van 85 naar 60 kilometer. Het water werd ineens veel sneller afgevoerd. In 1920 werden in totaal zeven stuwen aangelegd om het (gedaalde) waterpeil te kunnen beheersen.