Vroeger was het onmogelijk om een brand te blussen. Door de jaren heen zijn hier allerlei oplossingen voor bedacht. Zo werden de huizen gunstiger gebouwd en bedacht men manieren om de branden te blussen. Zo kwamen er brandemmers en brandspuiten en uiteindelijk ook brandweerkorpsen.
Als er vroeger brand uitbrak in een stad of dorp, was het onmogelijk om de brand te blussen. Huizen werden gebouwd van hout of riet en ook het hooi voor de dieren vatte snel vlam. Daarom werden er ook stenen bakhuisjes met dakpannen gebouwd. De gebouwen konden alleen maar met een nat zeildoek beschermd worden tegen de vlammen.
Brandemmers
Vanaf de 15e eeuw werden leren brandemmers gebruikt om water te vervoeren. Dit water werd uit de Vecht gehaald bij Dalfsen. Toen het dorp groeide, werd de afstand tot de Vecht groter. Er werd een brandkolk gegraven om het water op te kunnen halen. Hier is de Brandkolkstraat in Dalfsen naar vernoemd.
Brandspuiten
Pas in 1786 werd de brandspuit aangeschaft in Dalfsen. Dit was een kostbaar bezit. De kernen Nieuwleusen en Den Hulst hadden een handbrandspuit die naar de boer gebracht moest worden. Politie wees mensen aan die moesten helpen bij het blussen. In 1869 werd een brandspuit met persbuis aangeschaft. Dit was een enorme vooruitgang. In Nieuwleusen kwam de Heiligerlee-brandspuit. Deze had een slang van 50 meter en een spuitkop met een doorsnede van 18 millimeter.
Brandweerkorpsen
In de 20e eeuw werden (vrijwillige) brandweerkorpsen opgericht. Volgens de brandweerwet van 1985 is de brandweer de spil van de hulpverlening. De brandweer is namelijk niet alleen betrokken bij het blussen van branden, maar ook bij verkeers- en andere ongelukken.