Lees hier het verhaal over het Land van Dalfsen. Onderaan deze pagina vindt u het verhaal in klankbeelden.
Een reiziger loopt door het Land van Dalfsen. Hij ziet er de dorpen, de essen, de kanalen en de kronkelende Vecht. Hij hoort de vogels, ruikt de bloemen en het vers gemaaide gras. “Heerlijk!” denkt de reiziger. Het lijkt wel of ik voor een schilderij sta.” Hij vindt een bankje en gaat er zitten. Terwijl hij op een boterham kauwt en om zich heen kijkt, geniet hij van het schitterende uitzicht: van de geuren en kleuren, van de bomen, de weilanden, de kleine verhogingen in het landschap, de huizen, de molens, de brug en de bedrijfjes.
Terwijl hij daar zo zit te mijmeren en te genieten komt er ineens een vrouw aangelopen. Ze blijft een paar meter van het bankje staan en bekijkt de reiziger met een vriendelijke glimlach. “Woont u in dit schilderij?” vraagt hij nieuwsgierig. “Schilderij?” antwoordt de vrouw. “Ja, het is hier allemaal even prachtig,” vervolgt de reiziger, “ik zie van alles, allemaal even mooi, de natuur, de kleine dorpen, de molens, de havezaten, een kasteel, maar er is geen enkele beweging. Net als in een schilderij.” En nieuwsgierig vraagt hij: “Wat valt er hier te beleven?” De vrouw kijkt de reiziger een tijdlang onderzoekend aan. “Wat er hier te beleven valt? vraagt u. Ontdek het zelf! Stap het schilderij in!” “Het schilderij instappen?!? Ik begrijp niet waar u het over hebt!” De vrouw begint te lachen en gaat bij de reiziger op het bankje zitten.
“Al eeuwenlang,” begint de vrouw, “komen hier mensen voorbij, uit alle windrichtingen. De een over de eeuwenoude Hessenweg of de Twentseweg, de ander over het water van de Vecht, de Dedemsvaart of het Overijssels kanaal. Al zeker 5000 jaar komen en gaan hier mensen: te voet, te paard, varend, met de ossenwagen of met de trein. Een tijdlang kon je er zelfs met de tram komen. De meesten doen als u: Ze komen aan, pauzeren even, eten een boterham en gaan dan weer verder. En eenmaal thuis vertellen ze: ‘Dat Land van Dalfsen is net een schilderij. Prachtig mooi, maar er valt niks te beleven.’” “Tja,” zegt de reiziger peinzend, “ik denk dat ik thuis ook zoiets zal vertellen.” En weer verschijnt er een lach op het gezicht van de vrouw: “Dus u denkt dat er hier inderdaad niks te beleven valt?”
De reiziger kijkt de vrouw vragend aan. Ze schuift wat dichterbij, kijkt om haar heen en fluistert dan samenzweerderig: “U zou het schilderij eens in moeten stappen.” “Dat zei u daarnet ook al. Maar waar moet ik dan instappen?” Er klinkt een luide, open, eerlijke lach en de vrouw kijkt de reiziger met pretogen aan. “Doe het!” zegt ze, “Stap ons prachtige Land van Dalfsen in en leer de schilder kennen!” “De schilder van het Land van Dalfsen? U houdt me voor de gek!” De vrouw lacht opnieuw en staat op, maar de reiziger houdt haar tegen. “Alsjeblieft, blijf nog even. En leg het me uit!” De vrouw aarzelt even, maar gaat toch weer zitten. Ze kijkt de reiziger aan en begint te vertellen.
“Tussen al die mensen die hier al duizenden jaren komen en gaan was er ooit ook een schilder. Hij kwam, keek om zich heen en wilde verder gaan. Maar er was iets, wat hem deed omkeren en teruggaan. Alsof hij iets gezien had, wat hem in eerste instantie niet was opgevallen.” “Wat had hij dan niet gezien? Wat was hem dan niet opgevallen?” onderbreekt de nieuwsgierige reiziger de vrouw. “Dit….!” En met een wijds gebaar wijst de vrouw naar het land om haar heen. De reiziger kijkt en ziet wat hij al de hele tijd ziet. “U maakt het me wel lastig,” reageert hij wat kribbig. “Daar hebben we het toch al over gehad!?” De vrouw valt stil. Dit keer klinkt er geen lach. Er is slechts een ernstige blik, waarmee ze de reiziger aankijkt. “Misschien hebt u wel gelijk. Wij zijn beter in schilderen dan in praten.” De vrouw denkt even na.
“Ik zal het u vertellen: Die schilder, dat zijn al die mensen, die in al die duizenden jaren hier aankwamen niet doorgelopen, maar gebleven zijn. Ik ben één van hen. Net als mijn ouders en mijn buren en al onze voorouders. Voorzichtig, volhardend, met lef en moed hebben wij het Land van Dalfsen gemaakt. Stapje voor stapje. Beetje bij beetje. Schep voor schep is het onland ontgonnen en zijn de kanalen gegraven. Zelfs de ergste bochten zijn voor de scheepvaart uit de Vecht gehaald. Geduldig. Beseffend dat we samen, in kleine stapjes, ons doel kunnen bereiken.
Er is hier eindeloos veel rust en ruimte. Er zijn vergezichten en dromerige koeienogen. Er zijn vijf dorpen gebouwd. Balk voor balk, steen voor steen: woningen, boerderijen, havezaten, winkels, een kasteel en bedrijven in alle soorten en maten. Er is verbondenheid en nabuurschap, geborgenheid en vriendschap gegroeid. We spreken dezelfde taal. Wij die hier wonen en werken en leven, wij zijn de schilders. Sinds mensenheugenis. Wij wonen in dit schilderij. Het is ons huis én thuis. Het is ons mooie Land van Dalfsen.” De vrouw zwijgt.
Samen zijn ze even stil, kijken naar het prachtige land om zich heen. De reiziger en de schilder. Dan staat de schilder op, groet de reiziger en verdwijnt in haar schilderij. Even plotseling als ze gekomen was.